Het logo van Assuralia

Nieuwe wet wijzigt bepalingen wet betreffende de verzekeringen

CONTRAT

Het Belgisch Staatsblad van 31 mei 2024 publiceert de wet van 3 mei 2024 houdende diverse bepalingen inzake Economie. Sommige van deze bepalingen (art. 66 tot en met 76) wijzigen de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen net als de wet van 3 oktober 2022 (art.77 en 78) houdende diverse arbeidsbepalingen. Ze worden hieronder besproken.

De nieuwe bepalingen zijn in werking getreden op 10 juni 2024, met uitzondering van het nieuwe artikel 85/2 van de wet betreffende de verzekeringen (over gegevensverwerkingen in het kader van de opzegging van overeenkomsten), dat in werking treedt op 1 oktober 2024, en de nieuwe artikelen 121 §3 en 121/1 (over expertises in het kader van de brandverzekering), dat in werking treedt op 1 juli 2025 (zie verder). 

  • De verzekeringsvoorwaarden (art. 22 en 23 W.Verz.)

In de artikelen 22 en 23 over met name de duidelijke, nauwkeurige, evenwichtige ... aard van de verzekeringsvoorwaarden, wordt de formulering “De algemene, bijzondere en speciale voorwaarden, de verzekeringsovereenkomsten in hun geheel, evenals alle clausules afzonderlijk” vervangen door de woorden “De verzekeringsovereenkomsten in hun geheel, de algemene, bijzondere en speciale voorwaarden, evenals alle andere clausules die de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst uitmaken”.

Met deze aanpassing wil men volgens de memorie van toelichting, voor zover nodig, bevestigen dat de vereisten die de bedoelde artikelen opleggen van toepassing zijn op alle clausules die de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst uitmaken, ongeacht het document waarin die clausules zijn opgenomen.1 Deze bepalingen zijn dus niet enkel van toepassing op de clausules van de algemene, bijzondere en speciale voorwaarden, maar bijvoorbeeld ook op de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst die zijn opgenomen in het winstdelingsreglement of het beheersreglement van het beleggingsfonds als bedoeld in artikel 60, § 2 en 72 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.

  • De opzegging van verzekeringsovereenkomsten: verwerkingen van persoonsgegevens (art. 85/2 W.Verz.)

Met dit nieuwe artikel wil men voorzien in een rechtsgrondslag voor de verwerkingen van persoonsgegevens die zullen plaatsvinden in het kader van de wet van 9 oktober 2023 betreffende de opzegging van verzekeringsovereenkomsten.

Ter herinnering, die laatste wet, die op 1 oktober 2024 in werking treedt, biedt de verzekeringnemer die een nieuwe overeenkomst wil sluiten bij een nieuwe verzekeraar de mogelijkheid om de brief waarmee hij zijn lopende verzekering opzegt te richten aan zijn nieuwe verzekeraar of aan een verzekeringstussenpersoon. Het is dan aan die nieuwe verzekeraar of de verzekeringstussenpersoon om die brief aan de huidige verzekeraar te bezorgen. Om de praktische modaliteiten van deze nieuwe regeling te bepalen zal nog een koninklijk uitvoeringsbesluit worden genomen.

Er zullen in dit kader gegevensverwerkingen plaatsvinden. Met de nieuwe wetsbepaling wil men bijgevolg nauwkeurig de voorwaarden bepalen waaronder die verwerkingen kunnen worden verricht. Zij definieert bijvoorbeeld het doel van de verwerking, de gegevens die mogen worden verwerkt, de personen die er toegang toe zullen hebben, enz. Bovendien bepaalt zij dat de maximumtermijn voor het bewaren van deze gegevens tien jaar bedraagt.

Het nieuwe artikel 85/2 treedt in werking op 1 oktober 2024, dus gelijktijdig met de wet van 9 oktober 2023 betreffende de opzegging van verzekeringsovereenkomsten.

  • De brandverzekering: expertise ter plaatse of expertise met een door de verzekerde aangestelde expert (art. 121 § 3 en 121/1 W.Verz.)

Het nieuwe artikel 121/1 bevestigt het recht van de verzekeraar en van de verzekerde om een expert aan te stellen. Het versterkt bovendien de bescherming van de verzekerde in het kader van de uitvoering van een expertise ter plaatse of een expertise met een door hemzelf aangestelde expert. Hiertoe legt het een aantal informatieverplichtingen op, zowel aan de verzekeraar die een expert aanstelt als aan de door de verzekerde aangestelde expert. Deze verplichtingen betreffen met name de identiteit van de expert en de gedragscode die deze in voorkomend geval heeft onderschreven.

De door de verzekerde aangestelde expert moet aan de verzekerde ook een hele reeks precontractuele gegevens verstrekken, waaronder:

  • de voorwaarden inzake het recht om de overeenkomst tot het uitvoeren van een expertise op te zeggen, indien dit recht is bepaald; 

  • de totale prijs, inclusief alle belastingen, met name het bedrag van het uurtarief en het geschatte aantal uren of het percentage van het schadebedrag en alle diensten die de verzekerde verplicht moet bijbetalen, of, indien de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de wijze van berekening van de prijs of van de honoraria van de expert.

Er is trouwens voorzien in een regeling die de verzekerde beschermt in het geval van een ongevraagd bezoek bij zijn woonplaats met het oog op het sluiten van een overeenkomst tot het uitvoeren, door de aanbieder, van een expertise ter beoordeling van schade aan het gebouw en/of de inboedel. De tekst voert onder meer een verplichte wachttijd in van minimaal een kalenderdag vóór er een overeenkomst tot uitvoering van een expertise door de aanbieder mag worden gesloten. De verzekeraar moet bovendien van het schadegeval op de hoogte zijn gebracht vóór de sluiting van een dergelijke overeenkomst.

De wet voert een minimale bedenktijd van vijf werkdagen in die verstreken moet zijn vooraleer de verzekerde de door de verzekeraar voorgestelde schadevergoeding kan aanvaarden. Tijdens die termijn wordt de termijn voor de betaling van de verzekeringsprestatie opgeschort.

Tot slot worden er bepalingen ingevoerd ter omkadering van verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van brandexpertises.

De nieuwe artikelen 121 § 3 en 121/1 van de wet betreffende de verzekeringen treden in werking op 1 juli 2025.

  • De levensverzekering: termijn voor de betaling van de prestatie - Gedeeltelijke afkoop (art. 197/1 W.Verz.)

De wetsbepalingen die van toepassing zijn op de termijnen voor de betaling van de prestaties bij levensverzekeringen worden uitgebreid naar de hypothese van een gedeeltelijke afkoop.

  • Niet-ingeschreven tussenpersonen: verplichting om de FSMA te informeren (art. 267/2 W.Verz.)

De nieuwe bepaling eist dat verzekerings- of herverzekeringsmakelaars of -agenten die kennis hebben van elementen die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van de door  de wet betreffende de verzekeringen voorgeschreven inschrijvingsvoorwaarden door een verzekeringssubagent of een nevenverzekeringstussenpersoon op wie ze een beroep doen of hebben gedaan, die elementen onmiddellijk meedelen aan de FSMA opdat die, in voorkomend geval en na onderzoek van die elementen, de nodige maatregelen zou kunnen nemen ten aanzien van de betrokken subagent of nevenverzekeringstussenpersoon.

De tekst stelt eveneens dat verzekerings- of herverzekeringsmakelaars of -agenten  de FSMA ervan in kennis moeten stellen als zij hebben vernomen dat iemand zich als verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon voordoet zonder te zijn ingeschreven in het register waarin de wet betreffende de verzekeringen voorziet.

  • Agent: einde van de samenwerking – Schrapping door de FSMA (art. 311 § 4 W.Verz.)

De nieuwe bepaling heeft tot doel de inschrijving van een verzekeringsagent, een verbonden verzekeringsagent of een verzekeringssubagent te laten schrappen door de FSMA wanneer de samenwerking van deze tussenpersonen met hun lastgever(s) is beëindigd.

  • De Ombudsman van de verzekeringen: verjaring - onderzoeksbevoegdheden (art. 322 §§ 2/1 en 2/2 W.Verz.)

De nieuwe paragraaf 2/1 van artikel 322 bevestigt dat de indiening van een volledige aanvraag tot buitengerechtelijke klachtenregeling bij de Ombudsman van de verzekeringen de schorsing teweegbrengt van de verjaring, alsook van een eventuele invorderingsprocedure ingesteld door de verzekeringsonderneming of een verzekeringstussenpersoon. Dit beginsel was al vastgelegd in het Wetboek van economisch recht (art. XVI.27, § 2).

De nieuwe paragraaf 2/2 wordt ingevoegd, enerzijds ter bevestiging van het onderzoeksrecht van de Ombudsman van de verzekeringen, en anderzijds tot uitbreiding van de medewerkingsplicht. Wat het onderzoeksrecht betreft, bepaalt het procedurereglement van de Ombudsdienst momenteel reeds dat deze dienst om zijn opdracht goed uit te voeren over een onderzoeks- en inzagerecht beschikt inzake alle elementen met betrekking tot het dossier, en dit in overeenstemming met de wettelijke bepalingen.

De nieuwe bepaling beperkt het onderzoeksrecht overigens in die zin dat de Ombudsman van de verzekeringen enkel van dit onderzoeksrecht met het oog op de uitvoering van zijn wettelijke opdracht gebruik kan maken bij gebrek aan een antwoord binnen een redelijke termijn en mits voorafgaande opgave van een lijst met documenten waartoe hij toegang wenst te hebben.

1Stuk Kamer nr. 55 3856/1, p. 56.

Blijf op de hoogte

Je ontvangt dan exclusieve artikels die je op de hoogte houden van de actualiteit in de verzekeringsector.

Inschrijven