Aanvullende pensioenen blijven aan populariteit winnen!
Al voor de zevende maal stelt de FSMA zijn jaarlijkse editie voor van "De tweede pensioenpijler in beeld" waarin ze de belangrijkste kerngegevens over de aanvullende pensioenen in België weergeven. De gegevens zijn gebaseerd op de aangiftes van de pensioeninstellingen in de databank tweede pijler (DB2P) en situeren zich op datum van 1 januari 2024.
Maar liefst 4.470.000 mensen bouwt een aanvullend pensioen op (actief, slapend of beide), wat in vergelijking met 2023 een stijging van drie procent is. Dit aantal mensen, zo'n 85% van de beroepsbevolking, vertegenwoordigen met hun opgebouwde pensioenrechten een totaalbedrag van zo'n 109 miljard euro, wat ten opzichte van 2023 opnieuw een stijging is van vier procent. Zo'n 85% van de mensen die een aanvullend pensioen opbouwt doet dit als werknemer, 8% als zelfstandige en 7% als werknemer en zelfstandige. Globaal genomen bouwt vandaag 70% van de werknemers actief pensioenrechten op tegenover 55% van de zelfstandigen in hoofdberoep.
Op vlak van gender is er een groot verschil voor wat betreft het bedrag van de verworven reserves. Een man die de pensioenleeftijd nadert (i.e. de categorie van 55 tot 64-jarigen) heeft een gemiddelde verworven reserve die dubbel zo hoog is, nl. 74.309 euro, als een vrouw in dezelfde leeftijdscategorie, nl. 39.128 euro. Ook het gemiddeld uitbetaald kapitaal bij pensionering is per uitbetaling voor een man (43.816 euro) dubbel zo hoog als voor een vrouw (22.914 euro).
Naast gender speelt ook het professioneel statuut een belangrijke rol in het verschil qua reserves: een zelfstandig bedrijfsleider heeft gemiddeld een pensioenreserve van 84.781 euro wat ten opzichte van een werknemer aangesloten bij een sectoraal pensioenplan een groot verschil is, namelijk 2.437 euro.
Wat opvalt is dat bij de zelfstandige bedrijfsleiders de totale pensioenreserves ten op zichte van 2023 licht gedaald zijn. Een oorzaak hiervoor kan wellicht gevonden worden in onder andere de strengere interpretatie door de fiscus van de 80%-regel waardoor zelfstandigen minder aanvullend pensioen kunnen sparen via de vennootschap.
Voor werknemers is het de werkgever of de sector die het initiatief neemt om een pensioenplan voor zijn werknemers te onderschrijven dat beheerd moet worden door een verzekeringsonderneming of een pensioenfonds. Uit het sectoroverzicht blijkt dat ongeveer vier vijfde van de pensioenreserves worden beheerd door een verzekeringsonderneming, waarvan het overgrote gedeelte via een tak 21-verzekeringsproduct gebeurt waarbij de verzekeraar een rendement waarborgt. Ook 86% van de pensioenreserves met betrekking tot nieuwe plannen afgesloten tussen 2023 en 2024 zijn verzekerd in een product tak 21.
De tweede pensioenpijler blijft dus jaarlijks groeien. Desalniettemin blijft nog een deel verstoken van een tweede pijlerpensioen en blijven de bijdragen/reserves relatief laag. Assuralia pleit in haar politiek memorandum dan ook voor een verdere verbreding (meer aangeslotenen) en verdieping (hogere bijdragen) van de tweede pijler. Cruciaal hiervoor is alvast wetgevende en fiscale stabiliteit.