FAQ

De arbeidsongevallenwet omschrijft de arbeidsweg als het normale traject tussen de verblijfplaats en de arbeidsplaats en omgekeerd. Als vertrek- en eindpunt geldt het overschrijden van de dorpel van de hoofd- of tweede verblijfplaats. De notie ‘verblijfplaats’ is hierbij belangrijk. Het is de plaats waar de werknemer feitelijk woont, ook al is dat tijdelijk.

Een toevallige overnachting bij vrienden of familie – op een andere plaats dan de normale verblijfplaats dus – maakt van die toevallige plaats geen verblijfplaats. In de praktijk van de arbeidsongevallenverzekering moet er voor de verblijfplaats sprake zijn van regelmaat en standvastigheid.

Dit betekent dat de plaats waar je ingeschreven bent (je officiële adres) niet per se de enige mogelijke verblijfplaats is. Woon je tijdens de week dicht bij het werk (bijvoorbeeld in Brussel) en tijdens het weekend bij je ouders (bijvoorbeeld in Mol), dan heb je twee verblijfplaatsen. De weg van Mol (op de eerste dag van de werkweek) rechtstreeks naar het werk is dan wel degelijk je arbeidsweg. Zo kan je ook tijdens de zomermaanden tijdelijk een andere verblijfplaats hebben.

Hier is telkens sprake – voor beide (tijdelijke) verblijfplaatsen – van regelmaat en standvastigheid.

Wanneer er zich een ongeval voordoet op het traject tussen de arbeidsplaats en een verblijfplaats van de werknemer (of omgekeerd), zal de arbeidsongevallenverzekeraar dit ongeval altijd afzonderlijk en naargelang de feiten beoordelen